Het Benelux-Bureau voor de Intellectuele Eigendom (“BBIE”) heeft de mogelijkheid een merk te weigeren indien dit in strijd is met de openbare orde of de goede zeden. Van deze mogelijkheid heeft het BBIE geen gebruik gemaakt.

Van deze mogelijkheid wordt door het BBIE overigens ook maar zeer sporadisch gebruik gemaakt. De mij bekende voorbeelden, zijn op een hand te tellen. Een voorbeeld is bijvoorbeeld een logo van een kabouter die de Hitlergroet brengt met een swastika om zijn arm. Verder werd in 2013 nog het merk Allah geweigerd. Hiervoor werd echter niet de openbare orde aangedragen als reden. Door het BBIE werd dit merk afgewezen omdat dit merk niet onderscheidend genoeg zou zijn om als merk te kunnen dienen. Dit wekte vervolgens beroering op, onder andere aangezien het merk “Jesus” (voor onder andere kleding) al eerder wel was geaccepteerd. Bovendien had een weigering wegens strijd met de openbare orde wellicht meer voor de hand gelegen. Het afwijzen wegens strijd met de openbare orde is derhalve een zeldzaamheid. De reden hiervoor kan worden gevonden in de discussie die de verschrikkelijke aanslag in Parijs thans heeft doen ontvlammen: die over de vrijheid van meningsuiting.

De begrijpelijke gedachte is dat (toekomstige) merkhouders een grote mate van vrijheid moeten hebben om zich in het handelsverkeer van de door hen gewenste naam te bedienen. Wat mij betreft zijn in dit geval echter goede gronden aan te voeren, die maken dat het merk “Je suis Charlie” geweigerd had kunnen worden wegens strijd met de openbare orde. Men kan toch immers zeggen dat dit merk politieke onrust veroorzaakt en daardoor niet gedoogd zou moeten worden. Overigens schijnen er in Frankrijk tientallen registraties te zijn ingediend voor hetzelfde merk. Wordt ongetwijfeld dus nog vervolgd..

Heeft u vragen over dit artikel, neemt u dan contact op met ons team IT, Privacy & Cybersecurity.