Ketenregeling

  • Vanwege het voorgestelde overgangsrecht zou het nog twee jaar duren voordat de ketenregeling volledig doorwerkt in de praktijk. Mede om deze reden betoogt de minister dat het niet nodig is de ingangsdatum van de aangepaste ketenregeling later in te laten gaan (per 1 juli 2015). Hij laat het oordeel over dit amendement echter aan de kamer over. De nieuwe ketenregeling blijft 3 x 2 x 6.
  • De minister heeft geen bezwaar tegen het eerder evalueren van de ketenregeling dan 2020. De minister gelooft er evenwel in dat de wet “doet wat hij moet doen”.
  • De minister ontraadt het amendement om een tweede langjarig tijdelijk contract aan te kunnen gaan. Dit is niet wenselijk en in strijd met het oogmerk van de ketenregeling. Eén langjarig tijdelijk contract blijft net als nu mogelijk.
  • De mogelijkheid om bij cao af te wijken van de ketenbepaling blijft beperkt tot de gevallen waarin de intrinsieke aard van de bedrijfsvoering dit vereist. Het amendement op dit punt wordt ontraden.

Aanzegplicht

  • De aanzegplicht en termijn bij de afloop van tijdelijke contracten blijft ongewijzigd. Of deze plicht pas gaat gelden bij contracten van langer dan één jaar, in plaats van het voorgestelde half jaar, laat de minister aan de kamer over.

Transitievergoeding

  • Het amendement over de opbouw van de vergoeding wordt ontraden door de minister net als het amendement om de transitievergoeding vanaf de eerste dag van een dienstverband verplicht te stellen. De transitievergoeding is derhalve pas verplicht bij contracten van langer dan twee jaar.
  • Over de aftrekposten van de transitievergoeding merkt de minister op dat hij pas gisteren het advies van de Stichting van de Arbeid heeft ontvangen. De kern van dit advies luidt dat kosten voor activiteiten buiten de eigen organisatie, gericht op de arbeidsmarkt, kunnen worden afgetrokken van de transitievergoeding. Zowel de werknemer als werkgever moeten het eens zijn over de kosten. De achterliggende gedachte is dat er tijdens de loopbaan al geïnvesteerd wordt in de werknemer. De minister zal nog specifieker op dit advies reageren. Het amendement wordt ingetrokken.
  • Geen onderdeel van dit wetsvoorstel, maar wel ter sprake gekomen, is de mogelijkheid om een vergoeding in een stamrecht BV te plaatsen, hetgeen sinds 1 januari 2014 niet meer mogelijk is. De mogelijkheid van een stamrecht BV komt niet terug.
  • De minister begrijpt de zorgen over de verplichte transitievergoeding voor kleine ondernemingen, maar het maken van uitzonderingen leidt tot ongelijkheid. Daar wil de minister terughoudend mee omgaan. Er geldt bovendien al een overgangsregeling voor bedrijven met minder dan 25 werknemers. Het amendement gaat te ver. De minister grijpt het amendement wel aan om vinger aan de pols te houden. Hij zal specifiek de kleine bedrijven goed in de gaten houden. De minister vindt tenslotte dat van een goed werkgever mag worden verwacht dat reserves worden aangelegd voor transitievergoedingen.
  • De billijke vergoeding moet volgens de minister maar in een klein aantal gevallen worden toegekend. De minister gaat de jurisprudentie op de voet volgen en zal niet wachten op de evaluatie van de gehele wet. Het is duidelijk niet de bedoeling geweest om een kantonrechtersformule 2.0 in te voeren.

Herplaatsingsplicht

 

  • De minister benadrukt dat de herplaatsingsplicht geen verzwaring is ten opzichte van nu. Deze herplaatsingsplicht geldt nu ook al, op basis van de UWV beleidsregels en jurisprudentie. De minister komt nog terug op het amendement om een uitzondering te maken op de herplaatsingsplicht in die gevallen waarin de werknemer verwijtbaar heeft gehandeld.

Bijzonder onderwijs en geestelijke ambt

  • De minister reageert terughoudend op het amendement om werknemers in het bijzonder onderwijs uit te zonderen van de preventieve toets. Het amendement in deze vorm wordt ontraden.
  • Het amendement wordt wel overgenomen met betrekking tot dragers van een geestelijk ambt. Deze categorie blijft – net als nu – uitgezonderd van de preventieve ontslagtoets.

Bedenktermijn

  • De bedenktermijn beschermt de werknemer tegen het tekenen voor te lichtvaardig ontslag. Een termijn van 14 dagen geeft reële mogelijkheden om juridisch advies in te winnen en na te denken. 14 dagen is volgens de minister een redelijke termijn. Het herhalen van de bedenktermijn is met de nota van wijziging al aangepast. De minister gaat er van uit dat in bijna alle standaard vaststellingsovereenkomsten de bedenktermijn wordt opgenomen. De minister laat het amendement over het verkorten van de sanctie (van een maand bedenktijd naar drie weken) over aan de kamer.

WW

  • De minister acht het verantwoord om de WW-maatregelen vanaf 2016 gefaseerd in te voeren. Het staat bovendien sociale partners nog steeds vrij om aanvullende afspraken te maken over de WW. Het amendement over latere invoering van WW maatregelen wordt dan ook ontraden door de minister.
  • Met betrekking tot gedifferentieerde WW-premies, wacht de minister het advies van de SER af.
  • Het volledige verslag van de plenaire vergadering kunt u hier teruglezen. De stemmingen over het wetsvoorstel, de amendementen en de moties zullen komende dinsdag (18 februari) plaatsvinden. Wij houden u uiteraard op de hoogte.

     

Vragen?

Heeft u vragen over het wetsvoorstel Wet werk en zekerheid, neemt u dan contact op met ons team Arbeid, Medezeggenschap & Mediation.