gevolgen na aanpassing fictieve opzegtermijn
Uit een recente evaluatie blijkt dat het aantal pro forma ontbindingsprocedures hierdoor inderdaad fors is afgenomen. De belangrijkste reden waarom toch nog steeds pro forma ontbindingsprocedures worden gevoerd, is gelegen in de fictieve opzegtermijn. Dit is de periode die eerst moet verlopen voordat de werknemer in aanmerking kan komen voor een WW-uitkering. Deze is bij beëindiging met wederzijds goedvinden gelijk aan de termijn die de werkgever in acht moet nemen bij ‘gewone’ opzegging en gaat lopen op de eerste dag van de maand volgende op die waarin werkgever en werknemer tot een definitief akkoord zijn gekomen over de beëindiging van het dienstverband. Bij het voeren van een pro forma ontbindingsprocedure geldt er voor de fictieve opzegtermijn een forfaitaire aftrek van één maand. Dit kan voor werknemers en werkgevers reden zijn om alsnog een pro forma procedure te voeren.
Minister Donner meent daarom dat het aantal pro forma procedures nog meer gereduceerd kan worden door aanpassing van de fictieve opzegtermijn. Hoe deze aanpassing eruit moet zien is vooralsnog onbekend. Minister Donner zal daartoe een wetsvoorstel indienen bij de Tweede Kamer. Kortom: wordt vervolgd.
Vragen?
Heeft u vragen over het fictieve opzegtermijn, neemt u dan contact op met ons team expertise arbeid, medezeggenschap en mediation.