Boete
Uit onlangs gepubliceerde uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) blijkt evenwel dat voor de afstemming van de hoogte van de bestuurlijke boete ten aanzien van de evenredigheidstoets een zorgvuldige motivering is vereist. In de betreffende uitspraken toetst de Afdeling de hoogte van de boete nadrukkelijk aan de in artikel 5:46 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) gestelde eisen. Bij het vaststellen van de hoogte van de boete moet rekening worden gehouden met de ernst van de overtreding, de mate van verwijtbaarheid en de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd. Op grond van artikel 6 EVRM zal ook rekening moeten worden gehouden met de omstandigheden, veelal financiële, waarin de overtreder verkeert.
Oordeel
Aan de hand van deze toetsing komt de Afdeling in deze uitspraken tot het oordeel dat gelet op het samenstel van feiten en omstandigheden de minister onvoldoende heeft gemotiveerd dat bij het opleggen van de boete aan de eisen van artikel 5:46 Awb is voldaan. Ook is van belang dat in alle uitspraken geen sprake is geweest van het behalen van financieel voordeel door de overtreder. Om die reden kan volgens de Afdeling niet gezegd worden dat de opgelegde boete in het licht van de met Wav beoogde doelstellingen in lijn is met de in artikel 5:46 Awb neergelegde eisen.
Vragen?
Heeft u vragen over de Wav boete, neemt u dan contact op met ons team Arbeid, Medezeggenschap & Mediation.