De casus:
In de Gemeente Steenbergen werd een bestemmingsplan vastgesteld, op basis waarvan op voormalige sportvelden een woonwijk mocht verrijzen. De eigenaar van een naburig bedrijf vreesde door de (in zijn ogen te korte) afstand tussen zijn bedrijf en de te realiseren woningen qua geluids- en geurcontour in zijn uitbreidings- en ontwikkelmogelijkheden te worden beperkt en maakte bezwaar. De Gemeente heeft daarop de milieugevolgen laten onderzoeken, waarbij is uitgegaan van de aan het bedrijf verleende milieuvergunning. Vervolgens gingen twee dingen niet goed.
Ten eerste
Volgens de Raad van State bij de uitgevoerde akoestische- en geuronderzoeken had niet de aan het bedrijf vergunde situatie tot uitgangspunt moeten worden genomen bij het bepalen van de aan te houden afstand tot de te realiseren woningen. In plaats daarvan had moeten worden onderzocht wat voor het bedrijf qua bestemmingsplan de maximale planologische mogelijkheden zijn en had de (hoogstwaarschijnlijk grotere!) afstandseis daarop moeten zijn gebaseerd. Het bedrijf had echter op haar beurt nagelaten aannemelijk te maken, dat zij ook daadwerkelijk concrete uitbreidings- en ontwikkelplannen had, waarin zij door het nieuwe bestemmingsplan zou worden belemmerd. Ook had zij niet aangevoerd dat het behoud van toekomstige uitbreidings- en ontwikkelmogelijkheden voor de continuïteit van de bestaande bedrijfsvoering essentieel zou zijn.
Oordeel
In die situatie oordeelde de Raad van State dat het belang bij het realiseren van de woonwijk volgens het bestemmingsplan met de bestaande afstandseis in de besluitvorming van de Gemeente Steenbergen terecht voorrang had gekregen boven het niet (voldoende) geconcretiseerde belang van (behoud van) ontwikkel- en uitbreidingsmogelijkheden van het bedrijf. De moraal van dit verhaal moge weer eens duidelijk zijn: ondernemers let op uw zaak!
Vragen?
Heeft u vragen, neemt u dan contact op met ons team vastgoed