Inhoudelijk
Daarvoor gold in artikel 7:635 lid 4 BW dat een zieke werknemer alleen vakantiedagen opbouwt over de laatste zes maanden van zijn arbeidsongeschiktheidsperiode. De Staat stelt op grond van zijn eigen uitleg de richtlijn juist te hebben geïmplementeerd. Als achteraf blijkt dat deze uitleg onjuist is geweest, betekent dat niet dat de Staat direct aansprakelijk is tenzij de Staat daarbij de grenzen van zijn discretionaire bevoegdheid kennelijk en ernstig heeft miskend. Een werkneemster stelt aanspraak te maken op vergoeding van 504 vakantiedagen door de Staat. De Staat zou jegens haar onrechtmatig hebben gehandeld door artikel 7 van Richtlijn 93/104/EG niet tijdig te implementeren.
Oordeel
Een kantonrechter oordeelde reeds in de zogenoemde Bectu-uitspraak van 26 juni 2001 dat het Hof van Justitie EG geoordeeld heeft dat een regeling waarbij de werknemer die ziek is alleen vakantierechten verwerft over de laatste zes maanden van diens arbeidsongeschiktheid, in strijd is met artikel 7 van de richtlijn. De Staat kan daarom niet langer vasthouden aan de eerder door hem gegeven uitleg van artikel 7 van de richtlijn. Van een redelijke termijn om deze nieuwe uitleg te kunnen implementeren is geen sprake, nu het arrest reeds van juni 2001 was en de Staat voldoende gelegenheid heeft gehad om de wetsbepaling aan te passen. De kantonrechter veroordeelt de Staat dan ook tot betaling van een vergoeding aan de werkneemster voor de gemiste vakantiedagen. Gelet op het feit dat er meer werknemers zullen zijn die in de periode voorafgaand aan de nieuwe wetgeving arbeidsongeschikt zijn geweest, bestaat de verwachting dat er meer van dit soort procedures zullen volgen. De vraag is of de Staat in hoger beroep gaat tegen deze uitspraak en wat het hof hierover zal zeggen. Via deze website houden wij u op de hoogte.
Vragen?
Heeft u vragen over deze casus, neemt u dan contact op met op met ons team Arbeid, Medezeggenschap & Mediation.