In 2019 is door de Europese Unie de zogenaamde ‘Green Deal’ gepresenteerd met als doel klimaat- en milieuproblemen op EU-niveau aan te pakken. Inmiddels heeft dat ook geleid tot wet- en regelgeving op EU-niveau. Dit heeft twee doelen: i) transparantie over duurzaamheidsbeleid en ii) aanscherping van zorgvuldigheidsverplichtingen van ondernemingen. Meer transparantie over de duurzaamheid van ondernemingen wordt bereikt door rapportageverplichtingen die vanaf (het boekjaar) 2024 gaan gelden. Voor (beursgenoteerde) middelgrote en kleine ondernemingen zullen de verplichtingen op een later moment in werking treden.
Op 5 januari 2023 is de richtlijn duurzaamheidsrapportering (ook bekend als de Corporate Sustainability Reporting Directive (“CSRD”) in werking getreden. Het doel van de richtlijn is om duurzaamheidsverslaggeving door ondernemingen te verbeteren. Het idee daarachter is dat dit bewustzijn in de hand werkt, investeerders meer informatie geeft om in duurzame ondernemingen te investeren en daardoor ondernemers zal aanmoedigen om maatschappelijk verantwoord te ondernemen.
Op grond van de richtlijn moeten ondernemingen rapporteren over de effecten van de onderneming op duurzaamheid en de invloed van duurzaamheidsvraagstukken op de onderneming. Daarvoor moet het bestuursverslag onder andere de volgende informatie bevatten:
- Een beschrijving van het bedrijfsmodel en strategie van de onderneming ten aanzien van duurzaamheidsrisico’s;
- Doelstellingen op het gebied van duurzaamheid;
- De rol van bestuurs-, leidinggevende en toezichthoudende organen met betrekking tot duurzaamheidskwesties;
- Beschrijving van het duurzaamheidsbeleid;
- Beschrijving van de voornaamste risico’s met betrekking tot duurzaamheid en hoe de onderneming daarmee omgaat;
Voor beursgenoteerde bedrijven met meer dan 500 werknemers is de duurzaamheidsrapportage vanaf 2024 verplicht. Vanaf 2025 moeten ook grote bedrijven zich hieraan houden. Grote bedrijven worden gedefinieerd als bedrijven die meer dan 250 medewerkers hebben, meer dan 40 miljoen euro omzet per jaar of meer dan 20 miljoen euro op de balans. Voor (beursgenoteerde) MKB-bedrijven zullen deze verplichtingen vanaf 2026 gaan gelden.
Ook ondernemingen die zelf (nog) niet verplicht zijn een duurzaamheidsrapportage op te stellen, moeten rekening houden met deze verplichtingen. Als zij producten of diensten leveren aan grote bedrijven die wel verplicht zijn een duurzaamheidsrapportage op te stellen, dan kunnen zij ook met vragen worden geconfronteerd over de duurzaamheid van hun bedrijf, producten en diensten.
Meer vragen over de duurzaamheidsrapportage? Neem dan contact op met Sonja Geldermans.
Wanneer is een product ‘duurzaam geproduceerd’? Of wanneer kan een product als ‘groen’ worden aangemerkt? Deze kwalificaties kunnen consumenten helpen bij het maken van bewuste, duurzame keuzes. Daarbij is het natuurlijk wel de bedoeling dat deze claims juist en correct zijn. Onlangs heeft de Autoriteit Consument en Markt een update gepubliceerd van de Leidraad Duurzaamheidsclaims. Daarbij hanteert de ACM vijf vuistregels:
- Gebruik juiste, duidelijke, specifieke en volledige duurzaamheidsclaims
Zorg ervoor dat duurzaamheidsclaims feitelijk juist zijn en maak gebruik van een specifieke claim. Denk hierbij bijvoorbeeld aan: ‘deze auto rijdt 100% elektrisch’, in plaats van: ‘deze auto is groen’.
- Onderbouw uw duurzaamheidsclaims met feiten en houd ze actueel
Wanneer gebruik wordt gemaakt van een bepaalde duurzaamheidsclaim, zorg er dan voor dat je dit kunt onderbouwen en bewijzen. Let op: de claim ‘dit product is duurzaam’ is een absolute claim. In dat geval moet je dus kunnen onderbouwen dat het product geen negatieve impact heeft op mens, dier en milieu.
- Maak eerlijke vergelijkingen met andere producten of concurrenten
Als een product wordt vergeleken met andere producten, zorg dan voor een eerlijke vergelijking. Anders gezegd: vergelijk appels met appels en peren met peren. Een aspect hiervan is dat duidelijk moet zijn waar de vergelijking betrekking op heeft: de productiefase, de levensduur etc.
- Beschrijf toekomstige duurzaamheidsambities concreet en meetbaar
In de eerdere blog ‘ESG: nieuwe wet- en regelgeving komt eraan’ is al besproken dat nieuwe wet- en regelgeving op het gebied van ESG wordt voorbereid. Steeds meer bedrijven hebben doelstellingen op het gebied van ESG/duurzaamheid. Ook dit kan voor consumenten doorslaggevend zijn bij hun beslissingen. Zorg er in dat geval voor dat de ambities concreet en specifiek zijn.
- Zorg dat visuele claims en keurmerken behulpzaam zijn voor consumenten en niet verwarrend
Soms worden bij de verkoop van producten pictogrammen gebruikt. De Autoriteit Consument en Markt duidt dit aan als visuele claims. Denk hierbij bijvoorbeeld aan pictogrammen die recycling aanduiden. Dergelijke pictogrammen zouden in sommige gevallen verwarrend kunnen werken. Gebruik daarom alleen symbolen, kleuren of afbeeldingen die de duurzaamheidsclaim ondersteunen.
Meer weten? Neem dan contact op met Eveline Bakker
In een eerdere blog schreven wij dat de Belastingdienst overgaat tot intrekking van de betalingsregeling voor het bijzonder uitstel vanwege de coronacrisis. De Belastingdienst heeft hier nogmaals aandacht voor gevraagd. Ondernemers die een betalingsachterstand hebben opgelopen, hebben nog tot 29 augustus 2023 om in actie te komen en maatregelen te nemen.
Wat kunt u doen?
Als u in staat bent om voor 29 augustus 2023 uw achterstand in te lopen, wordt de betalingsregeling niet ingetrokken. In dat geval kunt u ook voor 29 augustus 2023 nog een verzoek doen om aanpassing van de betalingsregeling. Daarnaast kunt u in beroep gaan bij de Belastingdienst en aangeven dat u het niet eens bent met de intrekking van de betalingsregeling. De tijd om deze maatregelen te nemen begint wel te dringen. Als u niet binnen enkele dagen actie onderneemt, moet u de gehele belastingschuld die onder het bijzonder uitstel valt in één keer betalen. Voor ondernemers die nog meer belastingschulden hebben, bieden deze maatregelen bovendien geen structurele oplossing. Uiteindelijk zullen alle achterstanden ingelopen moeten worden.
WHOA
Als u voorziet dat u op geen enkele manier meer aan uw betalingsverplichtingen kan voldoen, dan kan een WHOA-procedure wellicht uitkomst bieden en zelfs een faillissement van uw onderneming voorkomen. In een WHOA-procedure wordt getracht om met schuldeisers tot een akkoord te komen waarbij een deel van de schulden wordt voldaan en schuldeisers dus ook van een deel van hun schuld afstand doen. Ook belastingschulden kunnen via de WHOA gesaneerd worden. De rechtbank kan dit akkoord bevestigen zonder dat alle schuldeisers met het akkoord instemmen, waarmee ook dwarsliggende crediteuren dus aan het akkoord gebonden kunnen worden. De WHOA kan worden ingezet voor zowel ondernemingen die nog levensvatbaar zijn als ondernemingen zonder toekomstperspectief.
Heeft u vragen over het bovenstaande of denkt u na over het starten van een WHOA-procedure? Neem dan contact op met Sacha Krekel of Tim de Vries.
In 2021 is de Wet Homologatie Onderhands Akkoord (WHOA) in werking getreden. Ondernemingen met een (te) grote schuldenlast kunnen een akkoord aanbieden aan hun crediteuren om hun schuldenlast te verminderen. Op dit moment kampen veel ondernemingen met (belasting)schulden, veelal als gevolg van de coronapandemie. De Belastingdienst heeft inmiddels een einde gemaakt aan haar uitstelregeling voor coronaschulden. De verwachting is dat hierdoor veel ondernemingen in betalingsproblemen zullen komen en dit via de WHOA zullen proberen op te lossen. Wat moet u doen als een debiteur een WHOA-akkoord aanbiedt?
Wat is de WHOA?
In eerdere blogs is al ingegaan op de WHOA. Kort samengevat, biedt de WHOA de mogelijkheid aan ondernemingen met een grote schuldenlast, die in de kern nog levensvatbaar zijn, om hun schulden te herstructureren. Daartoe zal de onderneming een WHOA-akkoord opstellen en deze aan haar crediteuren aanbieden. De crediteuren worden ingedeeld in verschillende klassen en stemmen vervolgens per klasse over het akkoord. Als één klasse instemt met het akkoord dan kan het ter goedkeuring worden voorgelegd aan de rechtbank. De rechtbank kan het akkoord goedkeuren (‘homologeren’), waardoor alle crediteuren – ook crediteuren die tegen het akkoord hebben gestemd – aan het akkoord gebonden zijn.
Waar op te letten?
Crediteuren die een WHOA-akkoord van een debiteur krijgen aangeboden, moeten dus bepalen of zij daar wel of niet mee zullen instemmen. Daarbij zijn er een aantal belangrijke aandachtspunten:
- Klassenindeling. De debiteur deelt de crediteuren in per klasse, op basis van hun (vergelijkbare) rechten en positie. Per klasse kan een andere regeling worden aangeboden en vindt de stemming over het akkoord plaats. Het kan dan ook voordelig zijn voor een crediteur om in een andere klasse te worden ingedeeld.
- Informatieverplichtingen. De debiteur moet alle benodigde informatie ter beschikking stellen aan haar crediteuren, zodat deze hun positie kunnen bepalen en het WHOA-akkoord kunnen beoordelen.
- Positie MKB-ondernemers. Een debiteur is verplicht om haar MKB-crediteuren minimaal 20% van hun vordering aan te bieden als onderdeel van het akkoord, tenzij een zwaarwegende bestaat om dat niet te doen.
- Wijzigen lopende overeenkomst. De WHOA biedt ook de mogelijkheid om lopende overeenkomsten, bijvoorbeeld huurovereenkomsten, te wijzigen of te beëindigen. Dat mag alleen als de contractspartij instemt met de wijziging of schadevergoeding ontvangt.
- Beter af in faillissement. Een belangrijke vraag bij ieder WHOA-akkoord is wat de positie van een crediteur in faillissement is. Een crediteur mag niet slechter af zijn in het WHOA-akkoord dan in een faillissement.
- Verzoek tot afwijzing. Wanneer één klasse instemt met het akkoord kan het ter goedkeuring aan de rechtbank worden voorgelegd. Crediteuren die niet hebben ingestemd met het akkoord en wensen dat het verzoek wordt afgewezen, kunnen daartoe een verzoek doen bij de rechtbank.
Het is dus van belang als crediteur een WHOA-akkoord kritisch te beoordelen. Heeft u een WHOA-akkoord aangeboden gekregen van een debiteur? Neem dan contact op met Sacha Krekel of Tim de Vries.
Sinds vorige week zullen meer dan 40.000 ondernemers een brief van de Belastingdienst ontvangen waarmee de betalingsregeling voor het bijzonder uitstel vanwege de coronacrisis wordt ingetrokken. Ondernemers dienen het totaal verschuldigde bedrag uiterlijk eind augustus 2023 in een keer terug te betalen. Hiermee ontstaat voor deze ondernemingen direct een gevaar voor de continuïteit. Ondernemingen die nu in actie komen en diverse maatregelen nemen, kunnen de kans op overleven vergroten.
Beroep aantekenen/uitstel vragen
Allereerst kunt u natuurlijk in beroep gaan bij de Belastingdienst of een verzoek doen voor aanpassing van de betalingsregeling. Wat betreft dat laatste, is het nog maar de vraag of dat mogelijk is omdat vanuit de politiek duidelijk is gemaakt dat verder uitstel voor ondernemers die teveel achterlopen niet meer mogelijk mag zijn. In ieder geval zal de achterstand ingelopen moeten worden, wat ook al een probleem kan zijn. Met deze maatregelen wordt dus – als betaling al mogelijk is – slechts tijd ‘gekocht’ en wordt niet naar een structurele oplossing toe gewerkt.
WHOA
Als u voorziet dat op geen enkele manier meer aan de betalingsverplichtingen kan worden voldaan, kan een WHOA-procedure wellicht uitkomst bieden en zelfs een faillissement van uw onderneming voorkomen. In een WHOA-procedure wordt getracht om met schuldeisers tot een akkoord te komen waarbij een deel van de schulden wordt voldaan en schuldeisers dus ook van een deel van hun schuld afstand doen. De rechtbank kan dit akkoord bevestigen zonder dat alle schuldeisers met het akkoord instemmen, waarmee ook dwarsliggende crediteuren dus aan het akkoord gebonden kunnen worden. De WHOA kan worden ingezet voor zowel ondernemingen die nog levensvatbaar zijn als ondernemingen zonder toekomstperspectief.
Heeft u vragen over het bovenstaande of denkt u na over het starten van een WHOA-procedure? Neem dan contact op met Sacha Krekel of Tim de Vries.
Sinds 1994 is het mogelijk om een rechtspersoon zonder baten versneld te ontbinden: de turboliquidatie. Bijna 30 jaar later ligt er een belangrijke wetswijziging klaar: met de Tijdelijke wet transparantie turboliquidatie wordt een verantwoordings- en bekendmakingsverplichting voor het bestuur van de rechtspersoon geïntroduceerd. Het wetsvoorstel is reeds op 14 maart 2023 door de Eerste Kamer aanvaard en zal op 15 november 2023 in werking treden. In dit blog bespreken we daarom kort de huidige regeling en zetten we daarna voor u de nieuwe verplichtingen op een rij.
Turboliquidatie
Turboliquidatie is de wettelijke mogelijkheid om een rechtspersoon zonder baten op eigen initiatief te ontbinden. Er vindt geen financiële afwikkeling plaats, omdat er geen baten meer zijn. Het maakt daarbij niet uit of de rechtspersoon nog schulden heeft of niet. Zodra de algemene vergadering van aandeelhouders (bij een BV, NV of vereniging) of het bestuur (bij een stichting) het besluit tot ontbinding heeft genomen, houdt de rechtspersoon op te bestaan. Het bestuur moet dit vervolgens doorgeven aan de Kamer van Koophandel.
Voor- en nadelen
De turboliquidatie is om verschillende redenen in het leven geroepen. Een rechtspersoon die haar activiteiten reeds heeft gestaakt, kan door toepassing van de turboliquidatie heel eenvoudig worden opgeheven. Enkel een aandeelhoudersbesluit of bestuursbesluit volstaat. De gedachte hierachter was dat de beëindiging van een rechtspersoon net zo eenvoudig moest zijn als de oprichting. Daarnaast kan een rechtspersoon die in zwaar weer verkeert voorkomen dat de schulden blijven oplopen en het faillissement moet worden aangevraagd door de rechtspersoon tijdig en snel te ontbinden.
Naast de voordelen kleven er echter ook risico’s aan deze snelle wijze van ontbinding. Als de rechtspersoon nog schulden heeft en achteraf blijkt dat de rechtspersoon op het moment van ontbinding toch nog over baten beschikte, kan alsnog faillissement van de rechtspersoon worden aangevraagd. Ook kunnen de bestuurders van de rechtspersoon door de schuldeisers persoonlijk aansprakelijk worden gehouden.
Tijdelijke wet transparantie turboliquidatie
Er bestaan ook zorgen over misbruik van de mogelijkheid tot turboliquidatie. Om de turboliquidatie transparanter te maken, met name voor de schuldeisers van de rechtspersoon, treedt dit jaar de Tijdelijke wet transparantie turboliquidatie in werking. Deze wet brengt nieuwe verplichtingen voor het bestuur van de rechtspersoon met zich mee. Zo moet het bestuur dat turboliquidatie toepast aan zijn verantwoordingsplicht en bekendmakingsplicht voldoen. De verantwoordingsplicht houdt in dat het bestuur binnen 14 dagen na ontbinding de volgende stukken moet deponeren bij de Kamer van Koophandel:
- een balans en een staat van baten en lasten met betrekking tot het boekjaar waarin de rechtspersoon is ontbonden. Als over dit boekjaar nog geen jaarrekening openbaar is gemaakt, moet de balans en de staat van baten en lasten met betrekking tot het voorgaande boekjaar worden gedeponeerd;
- een beschrijving van:
- de oorzaak van het ontbreken van baten op het tijdstip van ontbinding;
- indien van toepassing: de oorzaak van het onbetaald laten van schuldeisers;
- indien van toepassing: een slotuitdelingslijst, waaruit blijkt op welke wijze het vermogen van de rechtspersoon is afgewikkeld en de schuldeisers zijn voldaan;
- de jaarrekeningen over de voorgaande boekjaren die nog niet zijn gedeponeerd bij de Kamer van Koophandel, inclusief een accountantsverklaring.
Nadat het bestuur deze stukken heeft gedeponeerd, moet het bestuur de schuldeisers van de rechtspersoon hierover zo spoedig mogelijk schriftelijk informeren: de bekendmakingsplicht. De Tijdelijke wet transparantie turboliquidatie beoogt met de voorgestelde maatregelen de transparantie te vergroten, misbruik van turboliquidatie tegen te gaan en de schuldeisers van de rechtspersoon te beschermen.
Bestuursverbod
De Tijdelijke wet transparantie turboliquidatie bevat daarnaast nog een maatregel. Ter bescherming van schuldeisers bij turboliquidaties kunnen bestuurders van rechtspersonen die misbruik hebben gemaakt van de turboliquidatie een bestuursverbod krijgen. De rechtbank kan dit bestuursverbod opleggen aan een bestuurder die:
- niet heeft voldaan aan de deponeringsverplichting;
- in de periode voorafgaand aan de turboliquidatie bewust één of meer schuldeisers aanmerkelijk heeft benadeeld;
- minstens twee keer eerder betrokken was bij een turboliquidatie waarbij nog schulden aanwezig waren en deze bestuurder hiervan een persoonlijk ernstig verwijt treft.
Tot slot
De Tijdelijke wet transparantie turboliquidatie geldt voorlopig voor twee jaar. De mogelijkheid bestaat om de wet telkens met twee maanden te verlengen. Ook kan blijken dat het wenselijk is om de maatregelen structureel in te voeren.
Heeft u vragen naar aanleiding van het bovenstaande of denkt u erover na om turboliquidatie toe te passen? Neem dan contact op met Sonja Geldermans, advocaat Ondernemingsrecht.
Environmental, social and governance (ESG) wordt een steeds belangrijker thema voor bedrijven. Op internationaal niveau bestaat al tal van (niet-bindende) regelgeving. In Nederland ligt het initiatiefvoorstel Wet verantwoord en duurzaam internationaal ondernemen bij de Tweede Kamer. Als dit wetsvoorstel aangenomen wordt, zou dat betekenen dat op alle ondernemingen die internationaal handeldrijven een zorgplicht komt te rusten om schade aan het milieu en mensenrechten te voorkomen en te beperken.
Sinds enige jaren is er een tendens zichtbaar waarbij bedrijven niet alleen op hun eigen gedrag, maar ook op dat van hun (internationale) ketenpartners aangesproken kunnen worden. Op EU-niveau worden ook wetgevingskaders ontwikkeld op het gebied van ESG. Concrete maatregelen zijn bijvoorbeeld de rapportage- en transparantieverplichtingen voor bedrijven die in 2024 in werking zullen treden.
Recent is ook de Nederlandse Corporate Governance Code herzien. Onderdeel van deze herziening is de verantwoordelijkheid van het bestuur om rekening te houden met duurzaamheid bij het bepalen van de strategie en beleid van het bedrijf.
Het initiatiefvoorstel gaat verder dan eerdere wet- en regelgeving doordat het juridisch afdwingbare verplichtingen bevat. Het is gebaseerd op twee pijlers:
- Een algemene zorgplicht voor alle ondernemingen die internationaal actief zijn. Iedere onderneming die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat haar activiteiten nadelige gevolgen kan hebben voor mensenrechten, arbeidsrechten of het milieu moet maatregelen nemen om die gevolgen te voorkomen, te beperken of te herstellen. Als dat onvoldoende mogelijk is, zouden de activiteiten onder omstandigheden achterwege gelaten moeten worden.
- Een specifieke zorgvuldigheidsnorm voor grote ondernemingen. Dat houdt in dat grote ondernemingen een gepaste zorgvuldigheid in hun productieketen moeten toepassen door doorlopend de nadelige gevolgen van haar activiteiten te identificeren, voorkomen en te verminderen. Daarover dient zij ook verantwoording af te leggen.
Het initiatiefvoorstel heeft tot veel kritiek geleid, aangezien het de regeldruk op ondernemingen aanzienlijk verhoogd en brede zorgplichten oplegt. Tegelijkertijd is het onmiskenbaar dat er een (internationale) tendens naar meer regels op het gebied van ESG is. Op EU-niveau worden eveneens wetsvoorstellen ontwikkeld waarin zorgplichten en zorgvuldigheidsplichten voor bedrijven worden opgenomen. Ook in de rechtspraak – zoals de Milieudefensie/Shellzaak – heeft ESG de wind in de rug.
Sommige ondernemers beschouwen ESG nog als een ver-van-mijn-bed-show. Gelet op de grote hoeveelheid regelgeving die eraan komt, is dat niet verstandig. Elke ondernemer, ook MKB, wordt hier vroeg of laat mee geconfronteerd. Grote bedrijven nemen nu alvast maatregelen, bijvoorbeeld door het aanstellen van green officers of sustainability officers, wiens taak specifiek gericht is op de gevolgen van de bedrijfsactiviteiten op het milieu. Door op tijd aandacht te besteden aan ESG en de (aankomende) wet- en regelgeving kunnen problemen in de toekomst worden voorkomen.
Meer weten over dit onderwerp of heeft u vragen? Neem dan contact op met Sonja Geldermans en Eveline Bakker, advocaten Ondernemingsrecht.
Bij de nieuwe Corporate Governance Code 2022 is een duurzame lange termijn aanpak centraal gesteld. Dat geldt niet alleen voor het bestuur van de onderneming, maar ook van aandeelhouders wordt verwacht dat zij het belang van duurzame lange termijn aanpak van de vennootschap onderkennen. In deze blogserie bespreken we de belangrijkste wijzigingen in de Corporate Governance Code. In dit deel staat de medezeggenschap centraal.
De Corporate Governance Code bevat principes en best practice bepalingen die de verhouding tussen het bestuur, de Raad van Commissarissen en de algemene vergaderingen/aandeelhouders reguleren. Ook de verhouding tussen de vennootschap en de medezeggenschap krijgt daarbij de aandacht. Deze verhouding wordt in het bijzonder beheerst door de Wet op de Ondernemingsraden (WOR), maar ook door het vennootschapsrecht (boek 2 BW) zijn een aantal belangrijke – aanvullende- rechten en plichten te vinden. In aanvulling hierop volgen ook uit de Corporate Governance Code bepalingen die betrekking hebben op de relatie met het medezeggenschapsorgaan binnen een vennootschap.
In best practice bepaling 1.1.5 is de dialoog opgenomen die in deel 2 van deze serie is besproken. Daarin gaven we al aan dat om er voor te zorgen dat bij het bepalen van de aspecten van de strategie die betrekking hebben op duurzaamheid de belangen van de relevante stakeholders worden meegenomen, de vennootschap een beleid op hoofdlijnen dient vast te stellen zodat een effectieve dialoog kan worden gevoerd. Van het bestuur wordt verwacht dat hij deze dialoog faciliteert. Dit beleid dient te worden gepubliceerd op de website van de vennootschap. Van het bestuur van de vennootschap wordt verwacht daarbij ook aandacht uitgaat naar de wijze waarop het medezeggenschapsorgaan hierbij wordt betrokken. Het is de bedoeling dat ook de medezeggenschap onderdeel uitmaakt van deze dialoog en duidelijk moet worden hoe deze dialoog zich verhoudt tot het overige overleg tussen het bestuur, de Raad van Commissarissen en het medezeggenschapsorgaan.
Daarnaast staat medezeggenschap centraal in best practice bepaling 2.5.3. In de Corporate Governance Code 2016 was reeds een bepaling op genomen waarin was vastgelegd dat indien de vennootschap een medezeggenschapsorgaan kende, in het overleg met het bestuur, de Raad van Commissarissen en het medezeggenschapsorgaan ook diende te worden gesproken over het gedrag en de cultuur in de vennootschap en de met haar verbonden onderneming. In de nieuwe Corporate Governance Code 2022 is dit uitgebreid door niet uitsluitend te bepalen dat gedrag en cultuur aan de orde dienen te komen in het overleg met de medezeggenschap, maar ook dat dient te worden gesproken over de door het bestuur vastgestelde waarden die bijdragen aan een cultuur gericht op lange termijn waardecreatie (zie ook deel 1) en het Diversiteit & Inclusiviteitsbeleid (zie ook deel 3) van de vennootschap. Bij deze essentiële onderwerpen moet de medezeggenschap een plek krijgen en de mogelijkheid worden geboden mee te denken c.q. invloed uit te oefenen op dit inhoud van het beleid dat tot stand zal komen.
Een goede dialoog met het medezeggenschapsorgaan is dan ook van belang en de medezeggenschap reikt – zo blijkt uit best practice bepaling 2.5.3 – verder dan uitsluitend het formele traject. Niet alleen de Corporate Governance Code erkent dit belang, maar dit volgt bijvoorbeeld ook uit andere governance codes, zoals de Governancecode Zorg 2022, waarin wordt benadrukt dat een te eenzijdige nadruk op formele vereisten van medezeggenschap kan leiden tot een ritualisering van de medezeggenschap. Kansen voor andere vormen van medezeggenschap worden daarmee onbenut gelaten. Dat moet worden voorkomen en het uitgangspunt zou juist moeten zijn dat medezeggenschap meer is dan een formele stap in een traject, het zou moeten bijdragen aan de kwaliteit van de besluitvorming.
Vragen? Neem dan contact op met Renate Vink-Dijkstra en Eveline Bakker.
Bij de nieuwe Corporate Governance Code 2022 is een duurzame lange termijn aanpak centraal gesteld. Dat geldt niet alleen voor het bestuur van de onderneming, maar ook van aandeelhouders wordt verwacht dat zij het belang van duurzame lange termijn aanpak van de vennootschap onderkennen. In deze blogserie bespreken we de belangrijkste wijzigingen in de Corporate Governance Code. In dit deel staat diversiteit en inclusie centraal.
In de Corporate Governance Code is opgenomen dat de onderneming een beleid met betrekking tot diversiteit en inclusie (D&I-beleid) dient op te stellen. Diversiteit betreft volgens de Code alle aspecten en persoonskenmerken waarop mensen van elkaar verschillen, waaronder geslacht en genderidentiteit, leeftijd, etniciteit, arbeidshandicaps en seksuele oriëntatie. Inclusie heeft volgens de Code betrekking op het vermogen van een organisatie om een cultuur te scheppen waarin iedere medewerker zich gewaardeerd en gerespecteerd voelt. Werknemers krijgen hierdoor ongeacht hun identiteit dezelfde kansen. Ook draagt dit bij aan de diversiteit in doorstroming van werknemers naar de top van de onderneming. Inclusie betreft tot slot ook de sociale veiligheid en de aanpak van grensoverschrijdend gedrag binnen een onderneming.
Het opstellen van het D&I-beleid begint met bewustwording van en inzicht in de instroom, doorstroom en retentie van werknemers van de onderneming. Daarnaast moeten er doelstellingen worden gecreëerd. Een onderneming kan bijvoorbeeld een quotum met betrekking tot het aantal vrouwen in het bestuur of de raad van commissarissen hanteren. Het D&I-beleid heeft als doel om concrete, passende en ambitieuze doelen te stellen waarmee een goede balans in genderdiversiteit en andere relevante aspecten wordt bereikt. Deze doelen moeten in ieder geval betrekking hebben op het bestuur, de raad van commissarissen en – als deze aanwezig is – het executive committee. Daarnaast zijn de doelen ook van toepassing op een door het bestuur te bepalen categorie werknemers met leidinggevende functies (de subtop). Bij de totstandkoming van het D&I-beleid is ook een rol weggelegd voor de medezeggenschap.
In de corporate governance verklaring legt de onderneming verantwoording af van het D&I-beleid. In deze verklaring wordt in ieder geval ingegaan op:
- de doelen zoals opgenomen in het D&I-beleid;
- het plan om deze doelen te bereiken;
- de resultaten van het D&I-beleid in het afgelopen boekjaar;
- inzicht in de instroom, doorstroom en retentie van werknemers;
- de samenstelling qua geslacht van het bestuur, de raad van commissarissen, het executive committee en de subtop.
Als een doel niet is behaald, dient de onderneming volgens de Code in de verklaring toelichten waarom het doel niet is behaald, welke maatregelen er worden genomen en op welke termijn deze maatregelen worden genomen.
Heeft u vragen naar aanleiding van het bovenstaande? Neem dan contact op met Eveline Bakker, advocaat Ondernemingsrecht.
In de Corporate Governance Code is aangegeven dat deze berust op het uitgangspunt dat de vennootschap een lange termijn samenwerkingsverband is van diverse bij de vennootschap betrokken stakeholders. Stakeholders zijn volgens de Code groepen en individuen die direct of indirect het bereiken van de doelstellingen van de vennootschap beïnvloeden of erdoor kunnen worden beïnvloed. Daarbij kan dan worden gedacht aan werknemers, aandeelhouders, andere kapitaalverschaffers, leveranciers, afnemers en andere belanghebbenden.
Om ervoor te zorgen dat bij het bepalen van de aspecten van de strategie die betrekking hebben op duurzaamheid de belangen van de relevante stakeholders van de vennootschap worden meegenomen, is in de Code opgenomen dat de vennootschap een beleid op hoofdlijnen vaststelt voor een effectieve dialoog met de stakeholders. Dit beleid dient de vennootschap bovendien op haar website te plaatsen. De relevante stakeholders en de vennootschap zijn – zo geeft de Corporate Governance Code aan – bereid om dit gesprek met elkaar te voeren. Het is vervolgens aan de vennootschap om deze dialoog te faciliteren, tenzij deze dialoog naar het oordeel van het bestuur niet in het belang is van de vennootschap en de met haar verbonden onderneming.
In de Corporate Governance Code wordt nadrukkelijk benoemd dat niet op voorhand elke stakeholder van de vennootschap voor elk duurzaamheidsaspect van de strategie als even relevant kan worden aangemerkt. Het is namelijk aan het bestuur om te bepalen wie in welk geval de relevante stakeholders zijn. Deze best practice bepaling is dan ook niet bedoeld om een recht op een dialoog met de vennootschap in het leven te roepen.
Vragen? Neem dan contact op met Eveline Bakker, advocaat Ondernemingsrecht.